30
L. E. J. Brouwer ziet de waarde van ״verklaringen” : ״in de splitsing, die zij het waargenomene doen onder-gaan in een essentieel en een toevallig gedeelte, en de door die splitsing aangewezen richting, waarin het werkelijk waargenomene tot een grooter gebied van mogelijkheden kan worden uitgebreid, dus nieuwe aan regelmaat gebonden verschijnselen kunnen worden voorspeld.” 1) Het verschil tusschen ״beschrijven” en ״verklaren” is het ״wezenlijke” van de Geschiedenis 2) en bepaalt tevens de waarde van de levensbeschrijvende werkwijze in dienst van het onderzoek naar de oor-zaken van de misdadigheid. 3)
Logische en In de tegenstelling tusschen ״beschrijven” en ״ver-psychologische j<1aren’> zjen een aantal taalkundigen de tegenstelling
taalbeoefening. 0 0 ö
tusschen eene oudere en eene nieuwere wijze van taal-onderzoek. De oudere is de logische, de jongere is de psychologische. De logische taalbeoefenaars meenen het verleden van de Taal logisch te kunnen ver-klaren en de toekomst evenzeer logisch te kunnen voor-schrijven. De psychologische taalbeoefenaars meenen, dat de taalverschijnselen in wezen psychologische ver-schijnselen zijn en alleen door psychologische wetten
1
״Over de grondslagen der wiskunde” bldz. 91—92. De Heer G. Mannoury heeft de gedeelten aangegeven welke van dit boek ook voor niet-wiskundigen verstaanbaar zijn in ״De Beweging” van Augustus 1907 bldz. 246.
2
Prof. Dr. B. H. C. K. van der Wijck ״Natuur en Geschie-denis” in ״Onze Eeuw” Deel VII bldz. 419 en Dr. A. Rutgers van der Loeff: ״Het wezenlijke in de Geschiedenis” in ״Onze Eeuw” van Maart 1909.