23
van Strafvordering : ״Ieder tegen wien een strafbaar feit is gepleegd of die daarvan kennis draagt, is bevoegd daarvan aangifte te doen bij een der ambtenaren, genoemd in art. 8.” De toekenning eener dusdanige bevoegdheid is overbodig. Bedoeld is: ״De ambtenaren, genoemd in art. 8, zijn verplicht de aangifte in ont-vangst te nemen van ieder, tegen wien een strafbaar feit is gepleegd of die daarvan kennis draagt”.
Meermalen ook is de Zin van eene wetsbepaling onjuiste zin, onjuist, doch de Bedoeling juist. Als voorbeeld meen{”*‘6 Bedoe* ik te mogen noemen artikel 120 van het Wetboek van Koophandel: ״De acceptatie mag niet onder eene voorwaarde gedaan worden.” Ik meen, dat bedoeld is :
״De houder van eenen wissel is gerechtigd eene voor-waardelijke acceptatie gelijk te stellen met eene weige-ring van acceptatie”.
De waarde van de wetstaal zou belangrijk worden vergroot, indien de wetgever steeds het verschil tus-sehen Zin en Bedoeling zoo klein mogelijk had ge-houden. Thans bestaat over artikel 120 van het Wet-boek van Koophandel verschil van meening tusschen Prof. Diephuis en Mr. Kist. r)
Meermalen ook is de Zin duidelijk en juist, en toch Juiste Zin· af-de Bedoeling eene afwijkende. Voorbeeld: ״Vandaagdoeling_ over acht dagen” Bedoeld wordt : ״Vandaag over eene week”. Bij ״Vandaag over veertien dagen” zijn Zin en Bedoeling gelijk. Men vergelijke de Fransche uit-drukkingen : ״aujourd’hui en huit” en ״aujourd’ hui en quinze”. Eene logische of psychologische verklaring van deze afwijkingen tusschen Zin en Bedoeling schijnt niet gemakkelijk.