IÇ2
ontstaat hier de mogelijkheid van eene aansprakelijk-heid zonder schuld.
Ook ten aanzien van de burgerrechtelijke overmacht is de beginsel vraag niet deze of de schuldenaar de verbintenis feitelijk vervullen kon, maar of hij haar rechtens vervullen moest. x) Met andere woorden : of hij minder heeft gedaan dan van een behoorlijk schul-denaar in de gegeven omstandigheden redelijkerwijze kan worden gevorderd.
Samenvatting. Uit het voorgaande volgt, dat ״toerekenen” in ar-tikel 1280 van het B. W. slechts schijnbaar de beteekenis heeft, die Prof. Heijmans aan dit woord hecht. In werkelijkheid beteekent ״toerekenen” in deze bepaling: ״de geldelijke gevolgen doen dragen.”
Onvastwoord- Trouwens: in zijne bijdrage ״Over strafrechtelijke gebruik van toerekening” verstaat Prof. Heijmans onder ״toereke-
Prof. Heijmans ,, . . . 1111
ning veel meer dan ״iemand als dader van eene handeling beschouwen”. Dit blijkt uit zijne samen-vatting (bldz. 475) : ״In het dagelijksch leven wordt een feit den dader toegerekend, wanneer en voorzoo-ver het blijkt voort te komen uit een overwicht van onzedelijke neigingen”. 2) Prof. Heijmans meent, dat ״toegerekend” in artikel 37 van het Wetboek van Strafrecht juist dezelfde beteekenis heeft.
Wij kunnen de gelijkheid van de strafrechtelijke aansprakelijkheid met de zedelijke aansprakelijkheid naar geldend Nederlandsch recht niet toegeven, zelfs niet, wanneer men de overtredingen buiten beschou-wing laat. Opzettelijk niet-nakomen van eene overeen-komst kan ״voortkomen uit een overwicht van onze-
1) Prof. G. A. van Hamel ״Inleiding enz.” § 30.
2) Deze beteekenis heeft het woord in artikel 1280 van het B. W. toch stellig niet.