regelt voor ontzetting uit de ouderlijke macht. *) In de gronden voor ontheffing, ongeschiktheid of onmacht, ontbreekt het schuldbestanddeel, doch ontheffing is niet mogelijk tegen den wil van den betrokken ouder.
Van de vermogensrechtelijke vorderingen noemen wij in de eerste plaats de vordering tot schadevergoeding wegens onrechtmatige daad (B. W. 1401). De recht-spraak acht schuld bij den verweerder een vereischte voor de toewijzing van de vordering tot ontbinding van eene wederkeerige overeenkomst (B. W. 1302) 1)
Wij wijzen voorts op de vordering toegekend in artikel 1639 t tweede lid, van het Burgerlijk Wetboek. .
De gelijkstelling van overmacht met onschuld past overmacht volkomen in het stelsel der burgerrechtelijke toe-onschuld· rekening. 3)
Artikel 1 van de Spoorwegwet van 9 April 1875 spoorwegwet, gebruikt de woorden ״buiten schuld’ De vraag is echter of deze bepaling eene aansprakelijkheid uit overeen-komst regelt. 2)
In bepalingen als K 91 en K 345 heeft ״overmacht’״ κ. 91. wellicht de engere objectieve beteekenis. Zoo ja, dan K* 345'
1
Prof. Land’s ״Verklaring van het Burgerlijk Wetboek’’ bewerkt door Jhr. Mr. W H. de Savornin Lohman, Deel IV, bldz. 72, 73.
Men vergelijke artikelen als B. W. 1639 w, 1684; W. v. K. 464 v. v.
499 v. v Voorts de vraag of eene ontbindingsvordering kan worden ingesteld tegen eenen gefailleerde.
2
Prof. W L. P. A. Molengraaff ״Leidraad bij de beoefening van het Nederlandsche Handelsrecht” Derde Stuk, bldz. 387.