188
״Toerekenen” bevat zéér sterk eene gedachte aan : ״in rekening brengen, doen betalen, vergelden”.
Indien ״toerekenen” den Zin heeft, dien Prof. Heijmans er aan hecht, dan is de Bedoeling van het woord veel verder vooruitgeschoven. En het wil mij voorkomen, dat het bezwaarlijk valt vol te houden, dat ״toerekenen” slechts zou beteekenen ״iemand als dader van eene handeling beschouwen.” Immers: w'at zou met die beteekenis de bedoeling zijn van de uit-drukking ״Strafrechtelijke toerekening,’’ gelijk het voorwerp van onderzoek is in het tweede opstel van Prof. Heijmans? ״Strafrechtelijke toerekening” kan slechts beteekenen: ״strafrechtelijke reactie, strafrech-telijke vergelding, strafrechtelijke terugslag.” In het opstel: ״Over strafrechtelijke toerekening” toont Prof. Heijmans aan, dat : ״evenals tegenover kinderen, ook tegenover idioten, achterlijken, exceptioneel dommen en exceptioneel onwetenden het recht om toe te rekenen niet of slechts ten deele wordt aanwezig geacht.” Maar het is onmogelijk, dat ״toerekenen” hier slechts zou beteekenen ״als dader beschouwen,” want niemand zal beweren, dat wij kinderen, idioten, achterlijken, dom-men en onwetenden niet beschouwen als de daders van de handelingen, die zij hebben verricht. Doch wij vergelden dézen daders hunne daden niet of althans niet op dezelfde wijze, waarop wij verstandige vol-wassenen dezelfde daden zouden vergelden.
Dat men op de daden van een krankzinnige vol-strekt niet terughandelt, is niet juist. Zoo noodig volgt een terugslag, die wellicht bestanddeelen mist van de zedelijke toerekening, maar die door den krankzinnige even pijnlijk kan worden gevoeld als een straf wordt gevoeld door eenen verständigen volwassene.
Krankzinnig-heid en toere-kening.