186
tusschen de beide bestanddeelen van het zedelijk oor-deel gelijk volgt: 1) ״Zonder een wil dus, die buiten het causaal verband staat, is eene beoordeeling van de menschelijke daden op zich zelf wel mogelijk, maar verliest de toepassing van een moreele beoordeeling, die nu eenmaal meebrengt, dat wij het goede voor absoluut verplicht, het kwade voor absoluut verboden houden, alle toepassing.”
Afstand tus- Maar eene beschrijving en eene verklaring van het sehen zedeiijk beve!encj bestanddeel van het zedelijk oordeel, gelijk
oordeel en ver- J ...
geldingsstraf. Prof. Heijmans geeft, is nog met eene redelijke en zedelijke rechtvaardiging van de vergeldingsstraf, gelijk Prof. Heijmans bedoelde en meende te geven. Immers: de afstand van het zedelijk oordeel tot de vergeldings-straf is even groot als de afstand van het schoonheids* oordeel tot het beboeten of gevangenzetten van de vervaardigers van slechte kunstwerken.
Terecht schrijft Prof. Struycken 2): ״Waar de moraal een behooren uitspreekt, zal zij in den regel hare taak daarmede als volbracht beschouwen en zwijgend toezien, als de opgelegde plicht niet wordt nagekomen; ver-klaart zij eene gedraging geoorloofd, zij voegt er niets aan toe, om dit verlof meer kracht bij te zetten dan die eener geruststelling voor het geweten.”
Wanneer nu Prof. Heijmans schrijft, dat: ״behoort met kracht te worden vastgehouden aan de grond-
ö o
stelling, dat de onzedelijke wil als zoodanig geene rechten heeft” en wanneer Prof. Heijmans de doodstraf verdedigt ״omdat de absolute onzedelijkheid geen recht
1
In de reeds genoemde bijdrage : ״Eenige opmerkingen over het vrijheidsprobleem” bldz. 745.
2
״Het Rechtsbegrip” Afdeeling I, ״Het Recht in objectieven Zin”, Hoofdstuk III, ״Recht en Moraal” bldz. 61.