185
Prof. Heymans in de plaats wenschte te stellen van de algemeen aangenomen tweeledige onderscheiding ״determinisme — indeterminisme” 1). Voorts meende Prof. Heymans eene redelijk en zedelijk bevredigende rechtvaardiging te kunnen geven van de zedelijke toerekening en de zedelijke vergelding ook bij het aanvaarden der deterministische wereldbeschouwing.
Het komt mij niet voor, dat de voortreffelijke schrijver Aesthetischen in zijne bedoelingen in ieder opzicht geheel en a]1mPerat1ef ele-
1 AA 1 ד ״~λ r* · י י ·· ment in de zede-
slaagde. Ook in het opstel in ״De Gids vinden wijnjke beoordee-niet meer dan eene zorgzame beschrijving van delins· voorwaarden van het zedelijk oordeel. Doch niet eene rechtvaardiging van het zedelijk oordeel en niet eene rechtvaardiging van de zedelijke vergelding. 2) Met andere woorden : Prof. Heymans heeft niet steeds zuiver gescheiden het zoogenaamde aesthetische van het zoogenaamde imperatieve element in de zedelijke beoordeeling. 3)
Prof. Van der Waals Jr. maakt de tegenstelling
1) Mr. R. Kranenburg ״Naar aanleiding van het psychopathen-ontwerp” in W. 9259. Mr. I. A. Levy ״Un médecin malgré lui״ in het ״Tijdschrift voor Strafrecht” Deel XIV bldz. 42. Prof. Mr.
W. van der Vlugt ״Zieken en strafwaardigen” in ״Onze Eeuw”
Jrg. II Deel III bldz. 288 en Prof. Dr. J. D. van der Waals ״Eenige opmerkingen naar aanleiding van het vrijheidsprobleem” in ״Onze Eeuw” Jrg. II Deel III bldz. 736.
2) Daarom zijn niet minder belangrijk de beschouwingen over ״het uiterst interessante feit van de differentiatie van den vergel-dingseisch”
3) Prof. I. J. de Bussy ״Over Verantwoordelijkheid” in ״Teylers Theologisch Tijdschrift״ van 1903 bldz. 71. En Prof. A. Bruyning :
״Het vraagstuk van de vrijheid van den menschelijken wil” in ״De Gids” van Maart 1907 In de beoordeeling van eigen daden zijn beide bestanddeelen wellicht anders werkzaam dan in de be-oordeeling van de daden van anderen.