175
sluiten, zooals de ״sleutel” waarmede busjes verduur-zaamde levensmiddelen worden geopend. In het Hebreeuwsch heet een ״sleutel” מפתה van לפתח openen, dus letterlijk ״openaar”. Wellicht is de bouw van een slot bij de oude Hebreeërs anders geweest. Het logische gevoel van de Hebreeërs schijnt niet gekwetst te zijn geworden, doordat men een voorwerp om een deur te sluiten ״openaar״ noemde, gelijk het logische gevoel van de Hollanders niet gekwetst wordt, doordat men een voorwerp om een deur te openen ״sluiter” noemt.
Men onderschatte den slechten invloed van zulke onlogische woorden niet. Zij verminderen de uitdruk־ kingsmacht van eene Taal meer dan vreemde woorden en gewrongen zinnen.
Men zou zich eene taal kunnen denken, die voor dit ééne voorwerp twee namen had : ״sleutel” en ״openaar”. Van ״sleutel” zou men spreken, indien men het voorwerp wilde gebruiken om te sluiten. Van ״openaar” indien men het voorwerp wilde gebruiken om te openen. *)
De bouw van zulk eene Taal zou meer samengesteld zijn, maar het gebruik juister en vollediger. Het ver-schil tusschen de twee namen ״sleutel” en ״openaar” voor hetzelfde gebruiksvoorwerp is gelijkwaardig aan
1) Het Hebreeuwsche woord ״rente” wordt dikwijls genoemd met twee woorden : ΓΙל ב י ΓΠ נשך. Het ééne woord beteekent ״rente” bezien van de zijde van den schuldenaar. Het andere be-teekent ״rente” bezien van de zijde van den schuldeischer. Men zie b.v. de plaats Leviticus 25 : 35 en 36 in de Pentateuchcom-mentaar van den Rabbijn A. S. Onderwijzer. De Statenvertaling is minder juist. Voor hen, die de afzonderlijke teksten naslaan, wil ik erop wijzen, dat de nummering in de Statenvertaling hier en daar één nummer verschilt. Men zie : ״Oud-Israëls Rechts-wezen” van den Rabbijn J. Vredenburg bldz 14.