169
Het werkwoord ״verantwoorden” is in de beteeke- bouw van de nis, waarin wij het thans gebruiken, driepersoons. Deha״delmg «^er־ bestanddeelen zijn : onderwerp, lijdend voorwerp en oorzakelijk voorwerp. Bijvoorbeeld : ״De beklaagde (= onderwerp.) verantwoordt zijne handelingen (lijdend voorwerp) tegenover den rechter” (oorzakelijk voorwerp.)
Wanneer wij den bouw van ״verantwoorden” ver- Vergelijking gelijken met den bouw van ״aanspreken” dan zien wij,t״sschen den
., ,. .. . ׳־ bouw van ״aan■
dat beide handelingen zijn samengesteld uit dezelfde spreken״ en van bestanddeelen, doch op verschillende wijzen vereenigd. ״verantw00r־ Het onderwerp van de handeling ״verantwoorden”
(de dader) is het lijdend voorwerp van de handeling ״aanspreken”. Het lijdend voorwerp van de handeling ״verantwoorden” (zijne handelingen) is het oorzakelijk voorwerp van de handeling ״aanspreken”. Het oorzake-lijk voorwerp van de handeling ״verantwoorden” (de rech-ter) is het onderwerp van de handeling ״aanspreken”. τ)
Gelijk wij tevoren het geheele strafrecht hebben Het strafrecht
opgebouwd uit de bestanddeelen van het begrip ״aan־als wetenschaP
.. b r ” van de straf-
spreken”, zoo zouden wij thans het geheele strafrecht rechtelijke ver-
kunnen opbouwen uit de bestanddeelen van het begrip antwoordeip-
r . ״ S heid.
״verantwoorden .
Echter : eene signifische ontleding van het begrip ״verantwoorden” laat evenmin plaats voor het begrip ״straf” als een signifische ontleding van ״aanspreken” dit deed. Wel is, door de doelgedachte, het begrip
״straf” in ״verantwoorden” verondersteld. Begrepen
״Kort en besnoeyt bericht gedoogh ick op mijn’ vragen Antwoord, maer antiwoord en will ick geen verdragen”.
1) Een voorbeeld van twee verschillende rechtskundige gebouwen uit dezelfde bestanddeelen samengesteld, maar anders samengevoegd, vindt men in den gedomicilieerden wissel en den wissel voor rekening van eenen derde.