153
wij eerst bekend zijn met twee verschijnselen, die de beteekenis-wisselingen van het werkwoord beheerschen : de doelgedachte en het verschuivingsverschijnsel.
Thans, nu wij overgaan tot onderzoek van ieder der Noodzakelijk-werkwoorden: ״aanspreken, antwoorden en toerekenen” he!d Jan de
” r י volgende be-
afzonderlijk, moeten wij dit onderzoek doen voorafgaan schouwingen, door andere algemeene beschouwingen over het Wezen van het Werkwoord. Dergelijke beschouwingen behooren niet tot het bijzondere gebied van de rechtskundige signifiek, maar tot het gebied van de algemeene sig-nifiek. Bij gebreke evenwel van een algemeen leerboek der signifiek moesten zij hier voorafgaan.
* *
*
Hetgeen thans volgt over het Wezen van de werk- Betrekkelijke woorden en over hunne verdeeling in groepen, is nietwaardevandeze
001 beschouwingen.
op alle werkwoorden in eene gelijke maat van toe-passing. Evenmin als onze beschouwingen over de doelgedachte en het verschuivingsverschijnsel vooralle werkwoorden van gelijke waarde zijn. Immers reeds een enkel werkwoord met zijne wijzen en tijden, zijne personen, getallen en geslachten, zijne samenstellingen en zijne afleidingen staat voor ons als een wonder, dat wij niet meer bewonderen, omdat wij het dagelijks gebruiken. En ״het werkwoord”, genomen in zijne algemeenheid van ״alle werkwoorden in eene Taal”, vertoont zooveel taalkundige en redekundige verschel-denheid, dat geen enkele beschouwing juist is voor alle werkwoorden, of ook maar even juist voor een groot aantal werkwoorden. *)