137
maakt tegen uitdrukkingen ״toerekenbare daad” en ״toe-rekenbaarheid van de daad”. Wij achten deze bezwaren niet juist. De gewraakte uitdrukkingen zijn taalkundig geheel zuiver en logisch van waarde. Von Liszt en Von Lilienthal doen poging gelijk waardige uitdruk-kingen in de Duitsche rechtstaal in te voeren.
De signifische begrippengroep : ״aansprakelijk, ver- woordenkeus antwoordeliik, toerekeningsvatbaar” bestaat door den *n met
J י ö ״ den bouw van
aard zelven van het voerende woord ״aanspreken” uit deze begrippen-drie woorden en niet uit meer. Immers: de handeling groep* ״aanspreken” kan gevolgd worden door de handeling ״antwoorden” en deze weder door de handeling ״toe-rekenen”. Doch daarmede is het gebeuren afgesloten.
De handeling ״antwoorden” veronderstelt een voor-afgegaan ״aanspreken” en een opvolgend ״toerekenen”.
De drie begrippen zijn niet te scheiden, wel te onder-scheiden. Ieder van de drie veronderstelt de beide andere.
Wellicht, dat een zuiver inzicht in den bouw van deze Windelband begrippengroep kan bijdragen tot beter verstand van*Ueber Norm
11 1 rx · 1 , , ו· ·· und Normali-
de taal van de Duitsche rechtskundigen en wijsgeeren tät״ in het algemeen en van sommige waardevolle beschou-wingen van Windelband in het bijzonder in eene bij-drage: ״Ueber Norm und Normalität”. τ) Was wir Zurechnungsfähigkeit zu nennen gewöhnt sind, hat, wenn ich recht urteile, eine doppelte Bedeutung. Mit der ersten geht es retrospektiv, in der Schuldfrage auf die Möglichkeit einer vernünftigen, dem Charakter der Persönlichkeit adäquaten und ihn ausprägender Willens-bestimmung; mit der zweiten dagegen prospektiv, in der Frage der Straffälligkeit, auf die Möglichkeit einer vernünftigen Einwirkung auf das Motivationsleben.”