115
Prof. Simons is dezelfde meening toegedaan als Mr. Νουον.
Prof. Molengraaff bespreekt het artikel in het Wet-boek van Strafrecht niet. Het onderzoek door den cura־ tor, gelijk geregeld in de artikelen 108 tot 115 van de Faillissementswet, noemt Prof. Molengraaff : ״voor-bereiding der verificatie”. De verificatie zou dan begin-nen op de verificatievergadering. Prof. Molengraaff zal dus het misdrijf voltooid achten, wanneer de schuld־ eischer bij de voorlezing van zijne vordering door den rechter-commissaris op de verificatie-vergadering 1), niet de onjuistheid van de vordering te kennen geeft.
De boven besproken strijdvraag zou niet bestaan, waarde van
י ן ן״ , ד , · een minder vlot-
wanneerde wetgever in artikel 344 in plaats van ״ver1-tend woord ficatie” een minder-omvattend, maar daardoor ook minder-vlottend werkwoord had gekozen. Bijvoorbeeld het werkwoord ״indiening bij den curator”, waardoor de meening van Mr. Noyon en Prof. Simons in de wet duidelijk ware nedergelegd. Of het werkwoord: ״doen gelden in een verwijzingsgeding”, waardoor de mee-ning van den Hoogen Raad in de wet duidelijk ware nedergelegd. Of het werkwoord : ״doen gelden ter verificatie-vergadering” waardoor de meening van Prof. Molengraaff in de wet duidelijk ware nedergelegd.
Wellicht had de wetgever een minder vlottend woord gekozen, indien hij bekend was geweest met het ver-schuivings-verschijnsel en met den invloed daarvan op de beteekenissen van het woord ״verificatie”.
Bij het tot stand brengen van artikel 344 is niet gesproken over de beteekenis van de woorden ״bij de verificatie.” 2)
1
Artikel 119 van de Faillissementswet.
2
Smidt III op artikel 344 tweede lid.