105
van het Gerechtshof te ’s־Gravenhage, waarbij eene dagvaarding werd nietig verklaard, die als werkwoord inhield ״trachten weg te nemen.” Het Gerechtshof achtte ״eene dergelijke vage te laste legging” niet vol-doende, daar zij ״niet inhoudt welk bepaald feit aan beklaagden wordt te laste gelegd.” Signifisch gespro־ ken : het Gerechtshof achtte het gebruik juister van minder-omvattende werkwoorden. Betwijfeld mag wor-den of splitsing hier tot verduidelijking zou leiden. Zeker is, dat voortgezette splitsing van de werkwoor־ den de ten lastelegging al zeer spoedig onbegrijpelijk zou maken. ״Trachten weg te nemen” is ongetwijfeld een werkwoord met eene kwalificatie, dat wil zeggen : een niet-zuiver feitelijk werkwoord. Doch ieder werk-woord is naar zijn wezen de kwalificatie van een on-eindig groot aantal van oneindig kleine handelingen. Hieruit volgt, dat eene zuiver feitelijke dagvaarding niet mogelijk is, en wanneer zij wel mogelijk was dan zou zij volmaakt onbegrijpelijk zijn.
Passen wij thans het bovenstaande toe op de werk- Toepassing woorden: ״aanspreken, antwoorden, toerekenen.” pen^aanspre-Het werkwoord is de doelaanduidende verzamelnaam ken, antwoor-van tallooze handelingen, verbonden door één gemeenden:, toereke־
ö תמת י .
nen
doel. Hieruit volgt de vaagheid van ieder werkwoord en tevens de vaagheid van talrijke zelfstandige naam-woorden en bijvoeglijke naamwoorden, die door middel van samenstelling of afleiding van werkwoorden ge־ vormd zijn. τ)