103
zieke kwam bij eenen geneesheer en hij klaagde, dat hij pijn had, wanneer hij den rechterarm schuin naar achteren strekte, daarna hetzelfde deed met den linker-arm, daarna beide armen wijduit zijwaarts strekte en daarna snel naar elkander toebewoog.” Daarop vroeg de geneesheer ongeduldig, waarvoor het dan ook noodig was zulke wonderlijke bewegingen te maken.
Waarop de zieke antwoordde, dat hij zonder deze wonderlijke bewegingen zijne jas niet aantrekken kon.
Met andere woorden: toen de spreker de handeling ״jas aantrekken” splitste in slechts vier of vijf hande-lingen werd hij reeds niet meer begrepen.
Verhaaltjes als het voorgaande zijn van groote waarde voor de signifiek. Daarom moet men er niet minachtend op nederzien. Een wijsgeer van de waarde van Henri Bergson heeft wel een boek geschreven over het lachen. τ) En terecht merkt Dr. Van Ginneken op: ״In de taalwetenschap der toekomst zullen de ״Fliegende Blätter” een bron van onschatbare betee-kenis blijken.” 1)
Waarom vatten wij juist een bepaalde hoeveelheid omvang van handelingen samen in één doelwoord, waarom niethet werkw00rd· meer, waarom niet minder? Eene vraag van doel-matigheid in verband met de mate van nauwkeurigheid, die wij aan onze mededeelingen wenschen te geven.
Tegenover een persoon kan de mededeeling: ״Ik ben veertien dagen naar Amsterdam geweest” van vol-doende nauwkeurigheid zijn, terwijl tegenover anderen eene verdeeling in meer nauwkeurige mededeelingen noodzakelijk kan zijn. Wanneer een zekere graad van verdeeling bereikt is, kan nog nauwkeuriger verdeeling
1
״Het gesprek״ in ״De Nieuwe Taalgids״ Deel III bldz. 88.