51
hij schrijft: „Les langues ne sont que des Dialectes d’une seule”1). Fabre d’Olivet erkent haar terecht als logische eenheid: het identieke, dat alle verschillende talen tot Taal maakt.
In onze dagen in ons land vindt men in Dr. Hoog-vliet’s „Lingua” de gedachte van een logische taaleenheid, die in alle talen gevonden wordt, maar waarin niet eene taal zonder rest opgaat. En in verband daarmee de mogelijkheid van eene universeele spraakkunst.
Er is nog één signifisch zeer belangrijk punt in „La langue hébraïque restituée”. Fabre d’Olivet neemt evenals Lady Welby aan, dat de beteekenissen van de waardevolle Woorden der Menschheid zich groepeeren om drie punten. Het Hebreeuwsch van Mozes houdt dus in ieder woord drie beteekenissen besloten: een stellige of eenvoudige, een vergelijkende of figuurlijke en een overtreffende of hiératische.
De werken van Saint-Yves d’Alveydre zijn niet in dé eerste plaats belangrijk voor de rechtskundige significa. Maar wel voor de rechtsphilosophie of de algemeen© rechtsleer.