50
Ik ben het daarmee eens., Het Boek van Fabre d’Olivet is voor mij, bij lezing en herlezing een Inwijding geweest. Men moet boeken als van Court de Gébelin en van Fabre d’Olivet beoordeelen naar den tijd waarin zij werden geschreven. De studie van de Ooster-sche talen was omstreeks het einde van de 18de eeuw goeddeels nog in den aanvang. In de j aren 1860-1865 kostte het veel moeite Dr. J. H. C. Kern benoemd te krijgen tot Hoogleeraar in Sanskrit te Leiden.*) Bovendien: boeken als van Court de Gébelin en Fabre d’Olivet ontleenen hunne waarde niet aan hunne feiten, maar aan hunne intuïties en suggesties. Natuurlijk is het goed zijne geschriften zoo veel mogelijk vrij te houden van feitelijke fouten. Maar men moet erkennen, dat er boeken zijn, wier waarde door feitelijke fouten niet wordt aangetast. Zoo een boek is „Langue hébraïque restituée”. Het kan wel waar zijn, dat Mozes met het scheppingsverhaal volstrekt niet bedoeld heeft, wat Fabre d’Olivet er in leest. Dan nog blijft de lezing van d’Olivet een machtige geniale schepping.
In menig opzicht heeft hij zijn meester Court de Gébelin overtroffen. Voorbeeld: Court de Gébelin ziet de eenheid van alle talen als historische entiteit, wanneer