44
daarvan één voorbeeld te geven. Omdat ik daarmee de dacht vestig op schrijvers, wier geschriften ook voor rechtsgeleerden van beteekenis zijn.
In de vergadering van 1912 besloot de Nederlandsche Juristen-Vereeniging op voorstel van het Bestuur, met algemeene stemmen: „eene Commissie te benoemen, welke een verslag zal uitbrengen omtrent de gebreken der Nederlandsche rechtstaal en de middelen tot verbetering.”
Dit verslag verscheen in November 1916. Ik achtte het niet van waarde. En ik schreef erover in het Rechtsgeleerd Magazijn van 1917 bldz. 395—430. Ook dit (bldz. 399): „Wij hebben noodig: taalpsychologie, taal-philosophie en vooral taalmystiek. Wat is dat? Dat is het „beleven” van de Taal, Woord voor Woord. Laten wij het zóó zeggen: een Woord beleven is: het Woord maken tot Ziel en de Ziel maken tot het Woord. Zóó: de geleerde leest de Hebreeuwsche Psalmen, maar de Vrome beleeft ze in de gebeden: woord voor woord. Wie de Psalmen leest, gevoelt, dat hij spreekt tot een ander. Wie de Psalmen beleeft, gevoelt, dat een ander spreekt tot hem. En ook de Dichter beleeft zjne Liederen, woord voor woord”.
Mijn opstel werd besproken door Mr. G. van Slooten Azn. in het Tijdschriftenoverzicht in het Weekblad voor Privaatrecht, Notarisambt en Registratie van 13 April