werpen, die hij te Cuilemburg aan iederen maaltijd had. Telkens wanneer hij hier een voorwerp in zijne hand gebruikte, deed hem dat pijn. Hij voelde zich hulpeloos, verlaten. En hij wist ineens niets, dat hij tegen een van de drie menschen zeggen kon.
9.
Dus toen keek hij naar den blinde. Diens gezicht was oud, maar zonder eenige rimpels. Bleek, maar van voorname bleekheid. In het stille gezicht waren de oogen licht en vol levende vreugd, die Johan aan een verhaal van Richell toeschreef, dat hij niet volgde. Johan vond het bijzonder onbegrijpelijk, hoe de oogen van den blinde van binnen dood waren, en van buiten leefden, zoodat zij geen licht naar binnen lieten, maar wel het inwendige licht van hem naar buiten.
Johan luisterde naar de stem van Richell. Die was snel en toch vlak-beheerscht, alsof die man voortdurend oplette, dat geen een woord luider of lichter dan een ander gezegd werd.
Doordat Johan naar de stem luisterde, hoorde hij ook den inhoud van het verhaal, dat vol was van dingen, waarvan Johan zeker wist, dat niemand ze meenen kon. Hij moest dikwijls nadenken over wat Richell bedoelde, omdat deze even dikwijls letterlijke dwaasheden zei. Johan vond dat niet aangenaam, maar de oude blinde scheen het daarentegen wel aangenaam te hebben.
Richell sprak toen plotseling tegen Johan, zoodat diens blauwe oogen terugschrokken. Hij vroeg hem: ״Het leed der wereld, Hans, heeft mevrouw je daar al van gesproken? Ja?"
״Neen," zeide Johan.
Richell bleef ernstig en vast: ״Zóo, dan kan ik mij begrijpen, dat jij zoo dood-ongelukkig bent."
Johan schrok ademloos, hij zeide met hartstochtelijke stem:
״Ik ben niet ongelukkig."
Hij beet het bloed van binnen uit zijn lip, om niet in snikken uit te breken. De blinde hoorde de stem van Johan, en hij dacht: ״is Hans misschien ongelukkig, dat hij door dit losse gezegde van René zoo hevig wordt ontroerd?"
Hij zeide: ״Wij denken ook niet, dat je ongelukkig bent, Hans ... René zegt dat maar zoo."
״Natuurlijk," zei Richell met ontroerde stem, die Johan zeer aandeed: ״ik vind het heelemaal niet belangrijk of Hans ongelukkig
87