VIJFDE HOOFDSTUK
1.
Midden in den prachtigen zomer deed Johan examen voor de Hoogere Burgerschool te Zalt-Bommel. Hij kon daar na de vacantie in de derde klas komen.
Zijn vader zeide of het nu niet goed was, dat zij in die langdurige vacantie samen op reis gingen. Zij konden naar Parijs gaan, stad van de Fransche letterkundige kunstenaars. Of konden zij naar Italië gaan, waar Johan in witte stille kloosters voortreffelijk gekleurde kalkschilderingen zou zien. Toscane was een land vol kleine steden vol kunstschatten.
Maar Johan zeide, dat hij liever niet op onrustige wijze reisde. Geen huis was toch zoo mooi als het hunne. Ook kon Johan op reis zijn dingen van brekelijk porcelein niet overal medenemen. Het gemis daarvan zou hem zeker vreugde van de mooiste schatten bederven.
Daarom bleven zij samen thuis, en zij leefden samen heerlijk, genietend van de langdurig verlichte zomerdagen, die boomgaarden vol vruchten rijpen deden.
2.
Paul Mansfeld was bij familieleden in verschillende groote steden te gast gevraagd. Hij was met een zeer goed examen te Alkmaar geplaatst als Cadet voor den Indischen dienst. Het speet Johan, dat hij nu geene plaatsing als Adelborst verlangde, want hij vond eenen jongen in de kleeding van eenen Adelborst veel mooier dan eenen jongen in de kleeding van Cadet.
Hoewel Johan den omgang met Paul nu miste, en ook voortdurend dicht bij zijnen vader leefde, kwam het verafschuwde gevoel van lichamelijke genegenheid voor zijnen vader niet terug. Johan dacht weinig aan zijne lichaamsontwikkeling, die rustig doorging en vrijwel goed en wel was volbracht. Hij had zelden droomen, die hem lichamelijk ontroerden, en wanneer hij ze wel had, waren zij nooit zijnen vader betreffende. Hunne verhouding was even eenvoudig en ongestoord als vóór den tijd, dat Johan volwassen werd.
Wel verdroeg de jongen het zeer moeilijk, dat zijn vader wist, dat
50