Johan zei:
״Dat is altijd in vreemde donker, dat gevoel, of je tegen iets aan zult loopen, maar we zijn op een pad ... hier is de poort... dag Paul."
Toen Paul uit de poort was geloopen, keek Johan hem na, totdat hij scherp-verlicht door de ronde en gele lichtschaduw van de straatlantaarns was weggegaan. Johan liep warm-trillend, droomerig, door den diep-donkeren tuin naar hun huis. Hij keek starend in de lucht goud van sterren met dun blauw. Hij dacht nergens aan en toen hij weder aan Paul dacht, nam hij zijn gewaardeerd lampje uit China in zijn witte hand. Door het donkere trappenhuis kwam Johan in de kamers van zijnen vader.
12.
Johan vertelde toen zijnen vader, wat er dien middag in de school gebeurd was. Ook zeide hij, dat Paul Mansfeld op dien avond zooeven bij hem was geweest, en van hem verschillende fraaie voorwerpen had gezien, zonder dat Johan de bekende neiging had gevoeld van opeens kostelijke dingen uit zijn bezit te willen weggeven.
״Het was geloof ik beter geweest," zeide Johan, ״wanneer ik mij niet daarmede had bemoeid, voor Paul geeft het toch niets, en ik zit nu nog in moeite ... het is wel moeilijk, vader, te leven zonder on-beheerschte bewegingen . . . maar wat zal ik nu doen?"
״Dat moet je zelf weten ... als je tot September thuis wilt werken, zal ik je geregeld helpen, alsof ik je leeraar was."
״En uw studie?"
״Dat heb ik voor je over, Hans." Johan dacht, dat zijn vader toch zeer op zijne studie gesteld was, en dat hij toch hem veel en regelmatig helpen wou, wanneer dat noodig of gewenscht werd. Verder overwoog Johan snel: ״ik zou het heerlijk vinden altijd in ons mooie huis bij mijnen vader te wonen en te werken .. . maar ik houd te veel van vader ... het is gevaarlijk."
Dus zeide Johan toen:
״Vader, weet u, wat ik doe? Ik ga nu dadelijk even naar mijnheer La Mar, dat kan nog best, want zóó laat is het nog niet... als hij gemakkelijk is, dan ga ik morgen weer naar school, maar als hij 't mij lastig maakt met strafwerk of onaangename woorden, dan blijf ik thuis en dan wordt u mijn onderwijzer."
47