״Wil je boven komen? In mijne kamer, Paul, dan zal ik maar even voorgaan."
Doordat Johan door het rijke en gewaardeerde trappenhuis naar zijne kamers ging bedaarde hij zeer. Hij was bedaard en blij, omdat hij wist, dat hij voorzichtig zou zijn zonder onbeheerschte of gevaarlijke woorden of bewegingen.
Paul sprak dadelijk over de schoolzaken:
„Ik kom je maar even waarschuwen, Johan, dat je verschrikkelijk krijgen zult... La Mar is woedend op je ... en Smid ook, omdat je hem van middag geen antwoord hebt gegeven."
„Ik dank je wel voor je waarschuwing, Paul, maar strafwerk dat is bij mij geheel buitengesloten... en onaangename woorden ook ... ik zit er juist over na te denken of ik wel weer naar school zal gaan ... ik kan evengoed thuis blijven werken."
„Ja, dat zei je vanmiddag ook, maar ik dacht, dat je dat maar zoo zei. .. vindt je vader dat zoo maar goed, als je van school afblijft?"
„Ja zeker ... als dat beter is, zeker ... natuurlijk vraag ik mijn vader altijd in belangrijke gevallen, hoe hij over iets denkt... gewoonlijk zijn wij het van zelf wel met elkander eens ... maar als dat niet zoo is, dan wil vader juist zelf altijd, dat ik doe, zooals ik goedvindt en niet, zooals hij denkt."
„Dat is makkelijk."
„Ja, het is goed. Vader zegt, dat voor iedereen zijn eigen meening de beste is ... jou vader woont in Indië ... niet?"
„Ja ... op Serdang ... ik wou, dat ik met jou ruilen kon."
„Zóo ... je moet voor Cadet en Adelborst van 't jaar?"
„Ja, dat wil mijn vader juist. .. het liefst Cadet, maar als ik daarvoor zak, dan is Adelborst óók goed ... maar je zult zien, dat ik ze geen van tweeën krijg ... ik kan er dat Fransch niet inkrijgen ... en ze vragen veel verder, dan wij nu al zijn."
„Zoo heel veel vragen van vreemde talen toch ook weer niet... en voor Engelsch en meetkunde ben je goed."
„Ja maar Fransch telt 't meest."
„Dat weet ik zoo zeker niet... als je je wiskundevakken maar goed hebt, dan ben je al een heel eind... vraag dat Kor Koster maar eens ... die z'n oudste broer is luitenant... zeg, is er veel straf gegeven?"
„Ja, de heele Aboe-Karem ... Kor Koster, en Géo, en ik."
45