waarom hij juist dien vreemden jongen ineens in hun huis bracht. En hoe hij er toe kwam aan dien jongen voorwerpen af te staan, waarop hij zelf gesteld was. Johan wist, dat hij in dezen gevoels-toestand aan Paul niets van zijn mooiste weigeren zou. Zijn vader zou wellicht daaraan zonder uitgesproken uitleg begrijpen, dat het gevoel van Johan voor Paul Mansfeld van afwijkenden aard en aanleg was.
Johan hield altijd door volkomen toevertrouwd van zijnen vader, en het weten, dat hij iets van groot belang voor zijnen vader verborgen hield, hinderde Johan vol pijn. Dikwijls gevoelde hij behoefte zijnen vader over zijne vreemde genegenheid te spreken; ook over de vreeselijke manier waarop hij zijnen vader-zelven had liefgehad. Johan wist, dat zijn vader zeer veel leed door het geheim, dat Johan had ziek gemaakt, en daarom was hij tot eenen duidelijken uitleg niet ongenegen. Maar vrees hield hem terug, omdat Johan niet wist, welke meening zijn vader tegenover dit gevoel behartigde. Sommige schrijvers, waarvan Johan iets gelezen had kenden aan het gevoel een ruim bestaansrecht toe. Maar over het algemeen werd het beslist veroordeeld. Uit levensbeschrijvingen had Johan onvoorwaardelijk gelezen, dat op die wijze gevoelende mannen menigmaal werden gehaat en veracht, totdat zij zich zelve vermoord hadden.
Johan wist niet, hoe zijn vader na zulk soort van mededeelingen over hem denken zou. Hij was niet eens op de hoogte, of zijn vader wist, dat hij uit de boekenkamers desbetreffende boeken en tijdschriften had ter lezing genomen.
6.
Johan ging na dien morgen om twaalf uur naar huis. Hij was toen teergevoelig, en in die gevoelige teederheid veroordeelde hij zich zeiven zeer, dat hij zijnen vader liet lijden door te spreken over een afschuwelijk geheim, en daarna niet te zeggen, wat het was. Hij hield zoo innig veel van zijnen vader. Maar toch dacht Johan ook, dat het misschien voor zijnen vader nog ontstellender was wel te vernemen, welke verhoudingen zijn leven eenen tijd lang hadden beheerscht en onderworpen. Genegenheid voor zijnen vader bracht hem tot volkomen zuivere bekenning van alles, wat in de laatste jaren in zijnen geest en in zijn lichaam was voorgevallen. Maar vrees voor het onbekende en onberekenbare na de bekentenis hield Johan
32