toe van de witte benedenwoning. De scherpere kalkschijn maakte Johan klaarweg wakker, en alhoewel het regende, wilde Johan graag lachen.
Zijne ontbijtkamer was nu klaar. Hij gebruikte een oud fransch theekopje van porcelein, dat grijswit en dofgoud was. Een etens-bordje had hij van zeldzaam italiaansch steengebak, uit oude eeuwen uit de stad Faënza. En hij was zóó blij met het bezit en in het gebruik van die zeldene voorwerpen, dat hij rilde. Vroeger had Johan zijnen vader afgevraagd, hoe het kwam, dat hij zoo buitengewoon sterk gevoelend van enkele gebruiksvoorwerpen hield. Zijn vader zeide, dat het aangenaam kon wezen zeer sterk van menschen en dingen te houden.
Na zijn ontbijt in de zeer aangename eetkamer ging hij door de witte benedengangen, langs zijne voortreffelijke klok, die oud en ernstig tikte. Toen kwam hij buiten op de Markt. Die was aan vier zijden ingesloten, zoodat het juist een groote kamer leek. Het licht was op den morgen laag in de lucht. Johan vond de Markt prachtig, op dezelfde wijze, als hij zijn fijn porcelein en uitmuntend gekleurd aardewerk prachtig vond. Aan de eene korte kant was de fijnge-formeerde Binnenpoort; aan de overzijde was het gemeentehuis gebouwd, met statige formatie van hooge trappen, en een trapgevel. Het gemeentehuis vond Johan dien morgen mooier dan de Binnenpoort, dus langs dat kwam hij bij school.
3.
Johan groette de andere jongens beleefd in het voorbijgaan. Hij bleef niet bij hen buiten, omdat hij toch nooit vele verhoudingen met hen had maar hij ging wel dadelijk naar binnen in de glazige bleekte van hun lokaal, wachten op de eerste les.
Om negen uur werd op eene wilde wijze door eenen jongen aan een bel getrokken, die nietswaardig was vergeleken bij de kostelijke bel, die Johan in zijn benedenhuis had. De jongen dacht er wel aan, hoeveel beter alles in huis was dan op school. Maar hij durfde niet geheele dagen dicht bij zijnen vader te blijven.
Johan had les in eene klasse, die den slechten naam had, dat zij steeds in lastige buien van vrijheid uitviel tegen iederen onderwijzer, die niet zonder voorbehoud baas was. De onderwijzers, die dit wisten, lieten in de klasse van Johan nooit ongestraft iets gebeuren,
21