en te gelijkertijd goddelijk droomde. Toen werd hij dadelijk op eene koele onaangename wijze wakker, en hij dacht precies over zijne verhouding tot zijnen vader. Hij had een oogenblik van diep gezicht in de innerlijke noodwendigheid van hun leven. Hij dacht na, zin voor zin, en woord voor woord, zóó voorzichtig, alsof hij schreef: ״wanneer ik dat afschuwelijke gevoel voor mijnen vader niet had, dan zouden wij samen volkomen gelukkig zijn, gelijk wij vroeger volkomen gelukkig waren.
Maar nu ik dit gevoel zóó heb, kunnen wij nooit meer gelukkig wezen. Want als ik lieve dingen tegen vader uitspreek, dan voel ik mijn lichaam dadelijk, en dan ben ik doodongelukkig. En als ik onaangenaam tegen hem ben, dan is vader zoo ongelukkig. Het zal nog zóó ver met ons voortgaan, dat wij scheiden moeten, en in verschillende huizen in verschillende steden gaan wonen. En dat kunnen vader en ik niet, want wij kunnen elkander niet missen."
Toen korten tijd daarna zijn vader bij hem binnenkwam, voor het laatst, eerdat de stille en lichtlooze nacht in de woning begon, zeide Johan op gewone kalme wijze tegen hem: ״vader, het is alles door dat verschrikkelijke vreemde verdriet, dat ik heb, en dat ik u niet zeggen kan. Het is ellendig voor u, dat er iets is, dat ik u niet zeggen kan, maar het zou nog veel ellendiger wezen, als ik het u wel zei."
Johan sprak zorgvuldig, alsof hij een opstel schreef, maar in zeer besliste stijl. Zijn vader zeide niets, en daarna zei Johan verder: ״Dus ik zeg het u niet... maar ik wil beslist beter worden en dan zijn we samen zoo gelukkig als vroeger... ik vind het zelf ontzettend, wat ik u vraag, maar als u 't niet goedvindt, dan moet ik dit huis uitgaan, en alleen gaan wonen. Ik wil een tijd alleen gaan leven zonder u ... als u 't goedvindt, hier in huis ... en anders bij andere menschen ... vraag mij niet waarom, want ik zeg het toch niet."
Zijn vader verschrok zichtbaar voor Johan, en de man dacht snel en beslist: ״hij is krankzinning geworden ... ik heb niet goed voor hem geleefd ... hij had meer menschen moeten zien ... en meer moeten beleven."
De vader van Johan zeide toen: ״Als je denkt, dat je op die manier beter kunt worden, dan mag je zoo leven ... misschien was het goed, dat de dokter kwam" ...
De vader stond toen op, zeggend: ״Ik hoop, dat je gauw beter bent, Hannie ... dat hoop ik."
Johan gevoelde, dat de stem van zijnen vader brak in diens keel.
15