״René, wat ben ik met jou ellendig geworden ... ik ga heelemaal onder."
״Ja, dat geloof ik ook" zei de andere vriendelijk: ״en het is juist een zeer bijzonder gevoelsleven voor mij, om te zien, hoe dat gaat."
״En ik wou, dat ik maar dood was."
״Ja, dat is ook het eenige middel voor jou, om een rustig leven te krijgen ... als ik ook vind, dat het je tijd is, zal ik je wel wat vergif geven, dan kun je altijd nog zien, wat je doen wilt."
7.
De stad van Haarlem was na ruige bui weinig bedaard, maar wind en weder dreigden met hervatting van geweld. Er waren dus geene onnoodige menschen aan den weg, dien René en Johan langs moesten tusschen het spoorwegstation en het huis. Johan was vernederd en hij zweeg. René daarentegen zeide zeer vriendelijkerwijze:
״Hans, wilt gij maar zorgen, dat je straks een amusante leugen bij de hand hebt voor mevrouw? Ik wil niet liegen ... ik ben tegen alle leugens. Je zoudt ook de waarheid kunnen zeggen, als je daar beslist op staat."
Verder sprak René met peinzende, zachte stem:
״Ik ben tegen de waarheid, anders zou ik mevrouw eens naar waarheid zeggen, wat er van middag tusschen ons gebeurd is ... het is de eerste amusante waarheid van mijn leven."
8.
De oude vrouw, dood op van inwendige vermoeienis, zat klaar gekleed om in de stad te gaan vragen hier en daar en overal. Maar zij had in het slot niet uit durven gaan, omdat in al de aanbuurtende woningen gevaarlijk vuur en brandbaar licht was.
De hooge spanning in die vrouw brak. Zij snikte juichend:
״Daar zijn ze ... daar zijn ze ... mijn hemel, waar komen jullui vandaan?"
Hans dadelijk bereid op spel van redding, zeide met stem luchtig, onverschillig, en ook even boos:
״Ja, vraagt u dat wel.. . dat is natuurlijk René weer... die kwam vanmiddag om vier uur ineens aan school dat er een vier-
154