dat je geregeld je lessen volgt. Maar nu jij zoo eigenmachtig bent geweest om het mij te weigeren, nu moet het gebeuren ... en anders maak ik je ongelukkig."
„Goed, dat doe je dan maar ... ellendiger dan zóó kan ik toch niet meer worden ... ik ben niet eens meer baas over mij zeiven."
René groette ernstig en ging heen. Hans snel achter hem zeide:
„Wat ga je doen?"
En de ander geërgerd antwoordde:
„Zeg, ben je nog wel goed wijs? Enfin, ik zou het mij kunnen voorstellen, dat je onder mijne hooge leiding langzamerhand gek wordt... maar denk jij, dat ik vooraf weet, wat ik doen ga? ... dat weten kruideniers en politici... ik doe, zooals het mij plotseling invalt, en het prachtige van mijn aard is juist, dat mijne plotselinge invallen altijd veel fijner en wreder zijn dan mijne voornemens."
Het was na twee uur geworden. De jongens waren reeds in de school van Johan geloopen. De regen had zijne natte razernij geschorst, maar dreigde.
„Kom Hannie," vleide René, „het is nu toch over tweeën, naar school gaan kun je toch niet meer ... en ik word zoo ziek, wanneer ik het verzoek van een ander inwillig, of wanneer een ander mij een verzoek weigert. . . toe doe het maar ..."
„Je hebt het nu over tweeën laten worden . . . dat is maar makkelijk .. . maar 't is goed, ik zal je wel weer laten zien, dat ik je liefheb ... ik zal met je meegaan, hoewel ik heel goed weet, dat het levensgevaarlijk voor mij is, aan jou toe te geven."
3.
Johan was toen daarna spijtig, droefstil van spijt. Zij gingen door stille straten van de stad, die opdrogende in matten witten water-zon lagen. De spoortrein naar de badplaats was op dien dag in dat jaargetijde weinig bezocht en zij reisden alleen. Zij spraken niet. Johan dacht: „Ik geef altijd aan René toe uit genegenheid en uit vrees .. . René is niemand genegen, en ook bang voor niemand .. . hij weet beslist, dat ik ten slotte toch in alles zijnen zin doe ... nu ook vandaag weder ... ik heb al mijne zelfstandigheid verloren . . . ik moet probeeren eenmaal zijnen zin niet te doen ... maar dat kan ik niet."
150