kregen, dat onze liefde geheel gelijkwaardig is aan de wijze, waarop mijne ouders elkander hebben liefgehad. Maar jij leeft op eene mindere wijze dan ik, en je wilt jou geringe levenswijze ook aan mij opdringen, wat ik toch niet doe.
Je leeft alleen met mij samen, omdat ik nu de mooiste jongen uit je omgeving ben, en als je morgen eenen mooieren jongen vindt, en je die krijgen kunt, dan laat je mij los, al zou je weten, dat ik verkommeren zou. Je liefde voor mij is dus zonder het geringste geestelijke gehalte, en het diepst ongelukkig is, dat je dat juist heel goed vindt.
Je hebt mij tweemalen uitgescholden alsof je daartoe een geldig recht hebt. En, dat je het nog niet meermalen doet, dat is, omdat je in dezen tijd nog bang voor mij bent. Maar als je niet langer bang voor mij bent, dan zal er uit je mond nog wel wat anders loskomen.
Ik schrijf je dat, omdat ik zoo van je houd. René ik hou zoo van je, en ik heb altijd nog hoop je tot een beter bedrijf te brengen.
Toen je mij in het laatste van dezen winter uit Londen hebt gevraagd, of ik je vriend wilde zijn, had ik verschillende beweegredenen om je vriend te willen wezen, waaronder genegenheid voor jou niet de sterkste was. Dat zeg ik je eerlijk, en dat heb je in den namiddag van je thuiskomst ook bemerkt. Ik geloof, dat mijne genegenheid voor jou toen minder was dan die van jou voor mij. Maar jou genegenheid is minder, of juister gezegd: minderwaardig geworden. En de mijne werd voortdurend sterker. En dat wordt mij te gevaarlijk, want ik schreef je vroeger, dat eene groote vriendschap een groot geluk is, maar ik schrijf je nu, dat een groote vriendschap een groot gevaar is.
Ook vraag je alles van mij en je doet niets voor mij. Dit is op zichzelf geen diep bezwaar, liefde en vriendschap, die van ééne zijde komen zijn dikwijls van een uitmuntend gehalte.
Ik heb je gevraagd geen absinth en opium te drinken, en toch doe je het voortdurend. Je wilt wel rechten op mij hebben, maar geene verplichtingen tegenover mij hebben.
Jij bent zonder schijn van twijfel een beter teekenaar en ook kleurschilder, dan ik letterkundig kunstenaar ben, maar waarom ontwikkel je dan je gaven niet? Mijn werk aan proza is sinds ik jou ken ineens van hooger gehalte geworden, naar mijne eigen meening en naar die van kunstenaars, die ik vertrouw. Jij werkt sinds je mij hebt niets, of je werkt weinig en slecht.
135