levenswijze van René hem pijn deed met gevoel van slaafsche vernedering, en hij gaf niet toe. Nu eens smeekte René hem, dan weder gebruikte hij op volkomen onbehoorlijke wijze scheldwoorden tegen Johan, die hier niet van toepassing waren.
Johan zeide: ״Ik geef toch niet toe ... als ik dat deed, stond ik gelijk met de schandjongens uit de straat. Ik vind het niet belangrijk, hoe de meeste andere menschen over mij zullen denken, maar ik vind het zeer belangrijk hoe ik zelf over mij denk ... en dit doe ik niet."
Hij hield René toen in bedwang met hoogheid. Hij zeide hiervan: ״Hoe heviger je tegen mij leeft, zooveel te meer maak je mij van jou teruggetrokken... dat is alles, wat je met je onredelijk verlangen bereikt."
3.
René hield van niets, waarvan Johan hield. Hij leefde op werke-looze wijze tusschen zijn woonhuis en zijne schilderswoning. Hij dronk absinth op en opium, waarvan hij wilde, dat Johan mede-drinken zou. Hij wilde nooit met Johan uit hun huis uit de stad gaan. Hij zeide meer dan eenmaal, dat Johan beter deed van hem te houden dan van eene kerk, twee deelen van een gracht, nog een gracht en hofjes.
Johan schreef toen aan René eenen ingehouden brief, waarin hij zijne bezwaren uitvoerig uiteenzette, want hij schreef hem:
״Beste makker René, wanneer ik mondeling sommige belangrijke bezwaren uiteenzet, die ik tegen je heb, dan luister je met tegenzin, die je duidelijk toont, of je luistert heelenal niet. Daarom schrijf ik je nu, en wel met het ernstige verzoek, dat je puntig en precies lezen zult, wat ik de moeite neem, dat ik je schrijf. Je maakt mij in dezen tijd zeer bedroefd, nadat ik in de lente van 't jaar twee maanden ongeveer gelukkig bij je ben geweest.
Je zegt nu maar, dat mijne ziel voor eene diepe aandoening niet diep genoeg is, en dat ik daarom in alles vlak en oppervlakkig blijf, maar dat is een zin zonder eenige waardevolle beteekenis. Eene zekere bedachtzaamheid heb ik waarlijk in jou omgeving wel noodig, zoolang ik niet de slaaf van jou lichaam wil worden, en reken er niet op, dat ik daartoe wellicht komen kan.
René, je maakt het mij zoo moeilijk. Ik heb met zooveel moeite, tegen de meeningen van mijnen vader in, mijn eigen meening ge
134