letterkunde houd ik mij regelmatig op de hoogte, zonder een bijzonder oordeel over haar te hebben.
Beste groeten, dag Hans,
Vader."
3.
Tegen de meeningen van zijnen vader handhaafde Johan nu toch de zijne, terwijl hij zich gelukkig voelde, dat hij zelfs van zijnen vader zoo onafhankelijk was.
4.
René Richell begon Johan nu te vermoeien en te bedroeven. Er kwamen weinige losse brieven van hem uit Londen, waaronder niets voor Johan was. Mevrouw schreef wel voortdurend om zijne thuiskomst, maar René antwoordde dan niets, of hij antwoordde wel, dat het hem onmogelijk was naar Holland en Haarlem weder te keeren. Hij schreef, dat zijn toestand in het buitenland zeer bedenkelijk was.
Er kwam door zulke gezegden groote angst over de drie menschen in het huis in Haarlem. Johan dacht er altijd aan, dat René hem had gezegd, dat hij voor hem niet in Haarlem blijven kon. Hij wist niet te bedenken, dat en wat hij René had laten lijden, maar Johan verweet zich zeer, dat hij René dien Zondagmiddag in zijne fijne woning niet om preciese verklaring van de verwijtende woorden had gevraagd. Door deze wijze van zich te beschuldigen, maakte Johan zich zeiven nietig, zonder goedheid, terwijl René met volkomen zuivere ziel, grootmoedig in Johans verbeelding bestond. Van angst en van beschuldiging werd Johan ziek. Hij bemerkte dit het eerst aan zijne droomen, terwijl korten tijd later ook zijn standvastiger gedachtenleven werd verstoord.
Later waren de woorden van René hem in hooge mate hinderlijk: „als ik in Londen verongeluk is dat mijn schuld niet... het is gewoonweg jou schuld."
Zij vervolgden Johan onophoudelijk en joegen zijne gedachten verschrikkelijk in de war.
122