19.
De stem van René was somber, dreigend:
״Dan weet je het nu meteen, en je wilt zeker wel aan mevrouw zeggen, dat ik naar Londen ga ... tenminste, dat ik dat op 't oogen-blik van plan ben ... want het is best mogelijk, dat ik ergens anders heenga... ik kan mij bedenken... nee, zeg thuis, dat ik naar Rome ga ... ik geloof zeker, dat ik naar Rome ga ... ik ga naar Rome ... als ik mij niet bedenk."
Johan dacht, dat René zinneloos was geworden, en daardoor was hij angstig voor wat deze in onbeheerschte zinneloosheid voor zich-zelven en voor anderen zou kunnen doen.
״René," zeide hij vriendelijk: ״ik wil natuurlijk thuis wel zeggen, dat je naar Rome gaat, of naar Londen ... maar zou je niet liever in Haarlem blijven . . . het is hier rustig."
De andere man snauwde Johan, kort en laaghartig:
״Nee, ik blijf niet in Haarlem ... ik ga weg, om jou."
״Om mij?"
״Ja, hoor je niet? Ben jij doof? Ben jij doof, mijnheer Johan? ik wil niets liever dan hier in Haarlem blijven ... ik geloof zeker, dat ik naar Londen ga, en Londen maakt mij ongelukkig ... als ik in Londen verongeluk is het mijn schuld niet. . . dat is gewoonweg jou schuld."
Het gevoel en het verstand van Johan werden toen verward. Hij wist nu volstrekt niet, of René meende, wat hij zeide, terwijl hij van zich-zelven zeker wist, dat hij René altijd behandeld had zonder zorgelooze schuld. Hij zeide mat tegen René:
״Je zegt altijd zooveel dingen, die je niet meent, dat dit er ook wel een wezen zal. Wanneer je naar Londen gaat of ergens anders heen, dan moet je dat volkomen zelf weten ... maar je moet niet zoo maar zeggen, dat je om mij weggaat... ik heb je nooit iets gedaan."
René werd nu diep teeder, waardoor hij Johan nog veel meer verwarde.
״Vergeef mij," smeekte hij, ״dat ik je snauwde alsof ik daar het recht toe had ... maar ik heb zooveel verdriet... wees daar niet ongevoelig voor... ik had je diepe en geheime dingen willen zeggen, maar ik kan het vandaag niet... ik vind je zoo hooghartig .. . mag ik je dan uit Londen schrijven, ik ga naar Londen."
116