״Is hij ook dood?"
„Ja, ook... ik was daar heel blij om. Want ik ben altijd blij, als er iemand dood gaat, van wien ik veel houd, want dan word ik verlost van mijn voortdurende doodsangst, dat zoo iemand sterven zal. Heieen heeft zich verdronken in de Seine in Parijs ... vuil hè? ja, als hij het mij had gevraagd, zou ik hem hebben aangeraden zich niet te verdrinken in de vuile stad, maar boven de stad, of om zich snel te vergiftigen met cyankali, of om te blijven leven. Maar hij wou toch niet langer leven, want hij zei al zoo lang, dat hij zulke prachtige dingen zag, die hij niet met zijne handen en met zijne verf maken kon."
11.
René zat sprakeloos van ontroering, nadat hij over Golesco gesproken had. Zijn slank lichaam trilde langs zijnen rug. Zijne bruine oogen brandden van tranen. Het ontstelde Johan, dat René op zulk eene openbare wijze ontroerde, en hij wist toen niets tegen hem te zeggen. Maar René hief zich uit zijnen diepgebogen toestand op.
„Onzin... zoolang ik nog van kwaad tot erger kan vervallen, is er geen reden om bedroefd te zijn ... ik zal je het portret laten zien, dat ik van Golesco heb gemaakt."
Johan was verheugd toen hij zoo iets zag. Het portret was geschilderd zonder scherpte van kleur en lijn, waarmede René gewoonlijk werkte. De schildering was zeer uitvoerig.
Het gezicht van den jongen Rumeenschen edelman was eenvoudig van bouw, zijne duistere oogen blikten angstig, want later had hij zich verdronken in de rivier van Parijs, want hij kon zijn leven niet verdragen.
„Ik kan mij voorstellen, dat je veel van hem hieldt... je hieldt zeker veel van hem?"
René had eene stem, die vaag was ... zwevend:
„Ik weet dat heusch niet meer Hans ... het is alles al zoo lang geleden ... maar ik zal vragen of ik veel van Golesco hield, aan menschen, die ons goed gekend hebben in Londen... die zullen het nog wel weten ... het was belangrijker voor hen dan voor mij ... als ik het weet, zal ik je schrijven ... heb ik je al gezegd, dat ik vanavond naar Londen ga?"
„Nee ... heelemaal niet."
115