Johan was verwonderd over dat gezegde van den blinde; hij antwoordde beleefdelijk, dat hij dat zelf ook heel prettig zou vinden, en dat het niets lastig was. De blinde zeide toen verder:
״Je zult het wel vreemd vinden, dat ik den heelen zomer ben thuisgebleven, en nu in den herfst uit wil gaan. Maar zoolang het zulk mooi weer was, heb ik het van dag tot dag uitgesteld, want ik ben in jaren niet in een straat geweest. Het is nu nog mooi weer, en niet warm ... ik wil nu toch nog graag eens gevoelen, hoe de buitenlucht is, waarvan je mij van 't jaar zoo dikwijls hebt verteld, voor het plotseling winter wordt."
18.
Zij tweeën gingen uit op eenen vrijen middag van Johan, toen de herfstdag al donkerde, daalde over stad en lande. Johan had de linkerhand van den blinde in zijne rechterhand. Hij had die hand vroeger nooit gevoeld, zij was oud en fijn gelijk hij nu voelde.
Zij liepen gelijkmatig door de straten, waar de menschen geluid maakten met hunne voeten en hunne stemmen. Dat hoorde de blinde vaag-angstig. Hij bleef telkens stilstaan, kortaf, alsof hij bijna tegen iets aanliep. Johan dacht, dat Paul Mansfeld dat ook had gedaan in den donkeren tuin te Cuilemburg. De hand van Paul was in dien tijd kleiner dan de hand van Johan, maar de linkerhand van den blinde was smal, slank en dun van dikte.
Zij gingen later in stille straten, waar hun loopen heel gelijkelijk doorheen schoof. Johan zag, dat menschen keken naar den voornamen man, die met duidelijke oogen, als een blinde, door stille straten werd geleid.
Later kwamen zij in den Hout. Daar was de late dag stil, met betrokken duisternis. Over buigende boomen deinde wind, dun-vloeiend als een herfstregen van wind. Johan zag, dat de blinde daarnaar luisterde, en hij wist, dat de blinde het bijzondere duisterlicht tusschen de stammen der boomen niet kon zien. Hij durfde hem niet te vertellen hoe dat licht was, omdat het licht zoo mooi was, dat hij vreesde, dat het hart van den blinde van verlangen breken zou.
De smal-fijne hand in de hand van Johan sidderde. Toen zeide hij troostend:
״Deze eerste keer naar buiten, dat is wel wat vermoeiend voor u, maar u zult zien, dat u later gemakkelijker en rustiger zult zijn."
105