Met vriendelijke groeten ook aan uwen gewaardeerden man en aan den goeden Hans, geheel de uwe
R. R.״
De blinde zweeg op dezen brief. Mevrouw klaagde, dat zij René veel liever niet in hare woning weder liet, maar zij wist van zich zelve, dat zij het toch wel deed, wanneer hij moew en gehavend kwam vragen om binnenkomst. Zij had dit al meerdermalen meegedaan. Ook hoopte zij altijd nog, dat het haar gelukken zou, dat zij René zóóver bracht, dat hij zijn ondeugend leven afleerde. Hoewel zij daarvoor iederen dag zeer vreesde.
En zij schreef dan naar Parijs dringende brieven om zijne weerkomst, veel meer dan een. Zij vermaande hem daarin, dat hij dit toch bedenken zou, dat zijne levenswijze bitter slecht was, en dat zij drieën in huis diep-verdrietig waren, omdat hij weg was, omdat zij bang waren, dat hij in Parijs geheel misdadig en daardoor ongelukkig zou worden.
Er kwam geen antwoord na zoovele biddende, smekende brieven. Toen begonnen de ouden te vreezen, dat René zich in Parijs op eene misdadige wijze had doodgeleefd. Hun angst voor hem uitte zich in wederkeerige verwijten, in welke zij beiden Hans wilden betrekken, voor wien de woning daardoor onverdraagzaam werd.
16.
Johan schreef toen den martelenden schilder aan met eenen brief van norschen nijd. In weinig woorden keurde hij zijn gedrag af, en hij verzekerde Richell, dat hij zorgen zou, dat deze beslist niet meer in het huis van de Riemersma's wonen kwam, wanneer hij niet in eenige dagen geruststellende berichten zond.
Er kwamen toen dadelijk twee van zijne brieven uit Parijs. Voor de oude menschen was het een schrijven van vriendschap en eenvoudigheid. Richell schreef, dat hij nog liever vlot en vrij te Parijs bleef, waarin hij goede studie-voorwerpen had gevonden. Want hij werkte wel, en zou met goede dingen voltooid in Holland en in Haarlem thuiskomen. Men moest voor hem niet onrustig en bezorgd wezen. Het ging al wel met hem, en voor zijnen aard was een vrijgevierde bui even noodig als de regen voor het weiland, dat Hans op zulk eene overdreven wijze liefhad. Met de na-herfst kwam
103