houdt, dan ik al ben ... ik ben ook heel tevreden, dat jij hier bent, en dat alles goed gaat... dat voel ik duidelijk en vast."
Johan dacht dat het meest-verschrikkelijke van blind-zijn was, dat men onvrij werd in het geheele leven van de welwillende goedheid der menschen.
13.
Johan begon blijde aan zijne vacantie in den zomer. Want die bracht vrijheden van zonnevolle dagen, heerlijk voor het verder verkennen van de buitenbuurt van Haarlem.
Hij ging ook naar Cuilemburg omdat Sien het had aangevraagd, hoewel Johan vooreerst niet had willen gaan, omdat hij bang was voor hevige ontroering bij komen en gaan. Maar dat gebeurde niet, want Johan was rustig toen hij hunne woning zag, de klok, de twee witte portalen, en het trappenhuis. Hij dacht: „ben ik al zoo veel vergeten, dat ik hier zo rustig ben, of ben ik zelf veel sterker geworden?"
Later in de dagen kon hij gemakkelijk nog eens gaan omdat het oude meisje Sien hem gaarne zag.
14.
Deze zomer bracht in dezen tijd reken van hemelsche en heldere dagen, dat de zon niet uit de hooge lucht was. Johan verzwierf uur en uren over weilanden en door stapelende duinen, die warm waren van zand en zon. Met troepen van wildgeurende bloemen kwam hij dus thuis, zoodat hij zelf naar bloemen rook.
Richell zeide hem, dat hij de geur van zooveel bloemen onduldbaar vond, maar dat het heerlijk was, wanneer Johan naar veldbloemen rook.
De blauwe oogen van Johan werden donkerder van kleur gemaakt door het vele sterke licht. Daardoor werd de blonde huid van zijn gezicht en van zijne handen donker, alsof hij een half-Hollandsche jongen was, evenals Paul Mansfeld. Hunne bloemen droogden de blinde en Johan op zorgvuldige wijze. De blinde kende vele van haar op fijne tastbare vingertoppen, aan bloemenbouw, aan bladeren-bouw of aan zachtheid of ruigte van de stelen. Hans vertelde van zooveel zonnige vindplaatsen, waar hij wezen moest, om zoovele bloemen te kunnen verkrijgen. Dikwijls was hij bang om zich uit
101