droomen, noch zijne verlangens betrokken zich ooit op zijnen vader.
Johan begreep toen, dat zijn gevoel niet van voorbijgaanden aard en aanleg was. Dat begrip deerde hem niet zooals vroeger. Onder den invloed van geschriften, welke Johan op die tijden las, kende hij aan zijn gevoel van liefde een even ruim bestaansrecht toe, als aan de liefde der andersgezinde menschen. Niet meer, maar ook niet minder. In dat opzicht keurde hij de gewaardeerde brieven van zijnen vader zonder voorwaarde af.
Hij begreep goed en wel, dat hij stil en bescheiden met zijn gevoel leven moest, omdat de meerderheid van de menschen, die de macht in de maatschappij had, geene uiting van dat gevoel dulden wilde.
Maar Johan wist met vast en onwankelbaar vertrouwen, dat hij het recht had in zijn hart en ziel gevoel te hebben, dat van het gevoelen van de meerderheid van de menschen verschilde.
Hij was toen begonnen scherpgezind en aandachtig na te denken over het verschil van de woorden ״slecht" en „niet-maatschappe-lijk", waartusschen zijn, wetenschappelijk zeer goed ontwikkelde, vader in de brieven, die hij aan hem gericht had, onderscheid maakte.
Hij dacht aan het gezegde van René Richell, dat voor ieder mensch zijne eigen meening en zijn eigen gevoel het eenige goede was, en Johan vond die uitdrukking toen zeer veel beter dan in het begin.
7.
De blinde liep met niemand zijn huis ooit uit, omdat hij zeide, dat hij tegen niemand lastig wilde wezen. Misschien wilde hij later toch wel eens met Hans mee, die altijd stil, voorzichtig, liep.
Ook de oude vrouw kon niet met Johan buiten de stad komen, vooral niet in een landstreek vol stijgende en dalende duinen. Met haar kwam Johan wel binnenstads en dichtebij buiten.
René Richell spotte ernstig tegen Hans over zijne winderige en zonnige tochten, waarvan hij dikwijls wildscherp geurende buit van bonte bloemen in hun huis bracht.
„Hou je dan niet van bloemengeuren?" vroeg Hans hem, diep-ademend.
„Nee," zeide René, „ik wil nooit bloemen in mijn kamer hebben . .. vooral rozen ruiken verschrikkelijk . .. maar weet je wat ik een heerlijke geur vind? Als jij naar rozen ruikt. .. dat is heerlijk."
95