pijpelijntjes
- De huisjuffrouw wil 't niet laten maken... je kan d'r last genoeg mee hebbe... bij mijn zuster...
't Gesprek verintiemt over dat riool van de zuster... het onze stinkt... In de lichtblauwvochtige regenlucht bobbelt de bruine stank zwaar op.
En 't heftig-rood-opschreeuwen van juffrouw Meks er tussen weer... mijn raam dicht... dat verdonkerdoft het felle geluid.
- Hoor je me niet... medam van niks... 't riool stinkt... me riool stinkt, hoor je me niet... we verstinken in 't souterrein van jou stront... maar ik laat 't maken, van jou centen... hoor je dat medam.
De overhuizen in aandachtige zwijging van schreeuwbegerige wijven, uit 't huisjuffrouwenhuis geen geluid.
Maar de schreeuwlol zwakt af... een hoofd verdwijnt... een ander. En eindelijk juffrouw Koppé:
- Ik zou maar niet meer roepen, 't geeft je toch niks... en je maakt d'r allemaal maar schandaal mee.
Alleen de Franse medam van twee-hoog nog uit d'r raam. Dan bleke leegheid kilwit op de rode opwinding van zo even, en vreemd-alleen, mal-klein alleen stond ze in de tuin met al stille zwijghuizen rondom.
En dan zwak-boos tegen de Franse:
- Mal merakel, waar bemoei je je mee... gemene mente-nee...
Door de blauwlichte lucht bobbelt drabbige stank.
's Middags. Sam was niet terug nog en stemmingloos deed ik m'n werk... verlangend naar een beweging in 't bewegenloze wegschuiven van de uren. De tuin strak en tinteloos grijs, nu 't zonneloze licht veravonde.
Uit 't souterraingat duikt juffrouw Meks op en juffrouw Le-
57