pijpelijntjes
- Zeg Sam...
-Ja, boy, wat is 't... 'n zoen, weer, malle jongen...? -Ja, dat ook... maar zeg...
- Toe nou, niet zoveel te gelijk... wat ben je toch een malle goeie jongen...
- Ik hou zo vreselijk van je, Sam, je moet niet meer weggaan hoor, je moet ons nou altijd bij mekaar laten blijven...
- Zeker... huil je nou weer... draai de lamp deris op en steek 't bureautje ook aan, dat halve licht maakt je zo beroerd van binnen ... zo, en wat is d'r nou?
- Denk je wel an 't geld voor de kruiers morgen? Dat wordt toch gauw een paar pop.
- Heb jij niet meer?
- Nee, ik niet... ik heb die vier pop aan dat andere mens betaald, en 'n ons worst, ik heb net nog vier en dertig centen over.
- Dat 's nou ook mal... ik heb ook net niks, Bob Helmers is bij me geweest en die hèt dertien pop geleend, tot maandag...
-Jezes, zeg, hoe moet dat nou?
- Heb je niks meer om weg te brengen?
- Niks als dat gouden ringetje uit de Transvaal, je weet wel, dat Nellie heeft meegenomen.
- O, dat? Nou laten we dat dan effen naar de Gerard Dou' brengen.
- 't Regent zo... 't regent zo, laten we 't morgenochtend doen.
- Nee, dat is te laat, toe nou.
Het regenrotelde langs de ruiten en als Sam op straat was geweest, werd hij vaak zo boos en zo wild 's avonds, dat hij me sloeg. Klagelijk.
- Nee, we gaan...
Geen mens op straat, de witte lichten flatterden1 wild in de wind
1. Pandjeshuis in de Gerard Doustraat
2. Fladderen (Duits: flattern)
35