En nog een dergelijk fijn fragment in De Nieuwe Gids in hetzelfde jaar:
Tussen de steden
Er is een huis aan de Noorder-IJdijk, tussen het dorp Westzaan en het gehucht Nauerna, waar ik ging rusten op de tijd, waarin het stedelijke leven mij had moede gemaakt, zonder macht en moed. Het huis is gebouwd tussen de dijk en een sloot aan de voet van de dijk, waardoor het niet breed kon worden, waardoor het slechts één kamer diep is, die daardoor dubbel licht heeft en dubbel uitzicht.
Naar voren ziet men de bouwbare kleipolders. Die hebben niet vele sloten, ook geen molens, maar wel kostbare akkers. Ik heb daar velden vol van het koolzaad gezien, die zó goud waren, dat hun gouden herinnering niet verbleekt. Ook velden van golvend graan, donkerder dan goud, maar alsof zij waren van goud, dat gebruind was in zon.
Uit dit woonhuis aan de dijk kan men de lucht doorzien tot Amsterdam en Haarlem. Van Haarlem ziet men alleen het hoge Sint Bavohuis. Als de zon op het dak schijnt schittert dat sterrewit, en de Kerk is een heilige ster in de witte lucht in het westen.
Amsterdam is een zeer brede stad, die wij hier zien als een doffe streep van grijs, boven een witte lichte horizon. Wanneer de dag begonnen is met duister te worden, dan steken de mensen van Amsterdam meer lichten aan dan er mensen zijn. Tegen