erin op te gaan, de wind onder zijn eigen jas te voelen en zich met de hoofdpersoon of allerlei emoties te vereenzelvigen. Een alliteratie als in 'spatspelend' is dan, literair gezien, meegenomen.
In de roman Ondergangen ziet men stijlfiguren als alliteratie en stafrijm een veel zelfstandiger betekenis krijgen. Leest men van 'de werige werking van opene westenwinden' of dat Anna 'voor haar werk weinig waard werd' of van de kop van Liesbeth dat die 'furie-vurig' was, dan denkt men aan kunstgrepen zoals in poëzie gebruikelijk zijn. Een zinswending als 'dat was onmogelijk mislukt' kan gelden als voorbeeld van de tautologie. Het riet, dat tegelijk 'rankstammig' en 'zwaargebouwd' heet, levert een paradox op. De zieke man die 'ontzinde woorden ij-delde' gaf De Haan een hypercorrectie in de pen, een d-insertie zoals in 'kade' (oorspronkelijk: 'kaai'). Vermenging van boekentaal ('Men meende dat Johanna's vertrek een verlichting van lasten voor 't gezin kon zijn') en spreektaal ('zij trouwde de woning uit') is ook een erkende stijlfiguur. Soms schuift De Haan de letterlijke betekenis van een woord naar voren: 'het zwaarwichtige houtwerk'. Elders gebruikt hij de woorden in een betekenis die op gespannen voet met het woordenboek komt te staan: de 'overgevende' mevrouw Heyligers bijvoorbeeld en een 'verschil' tussen Anna en Liesbeth dat geen verschil is, maar: een geschil, of: een verschil van mening. Soms geeft De Haan de woorden een geheel nieuwe, speciale betekenis. Leest men van de molenaarsfami
75