ben tenminste blij, dat ik in m'n goeie dagen ook wat voor anderen heb overgehad... maar jij... zo ben je altijd geweest... altijd... gniepig, en voorzichtig en gierig... en daarom ben je rijk geworden.. .׳
Ze snikte en kreunde om dat grote onrecht, en ze gilde schrels-matig alsof haar zenuwen werden gekwetst. Anna zat daarbij, beschaamd, vernederd; zij voelde haar goedenmoed afvallen. Zo moew was zij, en met gevoelens alsof zij voor diepte zonder end stond, en daarin diepkeek. Ze wist nu weer geheel-goed van niet tegen Liesebeth op te kunnen. Ze raakte die nooit kwijt, zonder schande van politie... en daar dorst zij niet aan, ze wist, dat zij het nooit-niet durven zou. Liesebeth wist het ook... die gaf maar geld uit... en ze gilde bij het minste verwijt.
'Je kunt gillen en schreeuwen zoveel je wilt' zeide Anna rillende van ongeluk, en zij hield haar stem sterk-vast: 'ik heb meer voor jou gedaan dan één zuster doen zou...'
'Wéér verwijten... wéér verwijten... almaar verwijten. .. och ja, je denkt ook: 'n arm mens, dat is geen mens.'
'Wat ik denk, dat gaat je niks aan...'
'Goed zo... snauw maar weer...'
'Kort en goed, ik betaal van al die dolle uitgaven niks... geen cent.'
'Zo' zeide Liesebeth weemoedig van vage stem: 'laat jij je arme zuster maar voor kwaaie-meid staan... enfin, misschien kom je nog wel tot andere gedachten... ik zal tenminste maar eens af en toe bij
52