NAWOORD
Liesebeth bleef dan daarna bij Anna wonen. Eerst hadden ze samen aan de éne kamer voldoende, maar toen er in de woning een andere, lichter, openkwam, wilde zij die er bij hebben. Anna verweerde tegen, sprak van al dat geld, maar wankel-twijfelend. Want Liesebeth was toen dadelijk al begonnen haar geheel te beheren. Zij was ruw in twisten, en waartegen de teerdere niet opkon. Die andere kamer werd toen bijgenomen.
Verder werden er kleren aangekocht van bescheiden Hollandse makelij, want de andere waren geheel afgegaan1, waarmede ze zich niet bij de mensen kon voordoen. Ze dee druk, volvlijtig druk, Liesebeth, om spoedig een lonende betrekking te vinden, doch daarin slaagde ze niet. En dan telkens, wanneer Anna vroeg of ze dan nu-nog niets had, dan zeide ze zo onverschilligweg van nee, nog niet, en dat ze er zeker te verouderd uitzag, of misschien wel niet bestemd2genoeg voor een Hollandse winkel of een Hollands huis. Ook weigerde zij uit Amsterdam te vertrekken. Toen Anna een bestemming voor haar vond als huishoudster bij een bejaarde arts te Deventer, wiens zoon ze door zieken kende, toen weigerde zij dit, Liesebeth. Ze zei, dat ze een goed leven te Parijs was gewend, en Amsterdam een groot dorp vond, temet
43
1 versleten
2 stemmig