'Kan je daar niet wat vinden?'
'In Parijs? Dacht je, dat 'k 't niet geprobeerd had... de laatste jaren heb ik zeker niet genoeg armoe geleden... jij kent Parijs niet... de hele wereld niet... wees daar blij om... gewoonweg, als 'n vrouw lelijk wordt, en ik ben lelijk geworden, dat zie je wel... ik zeg: als 'n vrouw lelijk wordt, dan is ze niets meer waard... geen centiem.'
Ze klapte het gewone geluid door haar hard-dorre handen heen, en ze zeide:
'Dus ik moet vort... zo, als 'k reil-en-zeil.'
En dan, wijl Anna zweeg, smeekte zij, schreiende, snikkende:
'Ik bid je, help mij... ik walg van de arremoe die 'k daar geleden heb... 'k verdrink me net zo lief als daar weer heen te gaan... toe, help me... ik zal alles doen, wat 'k maar kan, om iets te vinden... huishoudster of in 'n winkel... als ik eerst maar 'n beetje op verhaal kan komen, en dat 'k wat andere kleren heb om me behoorlijk te kleden.'
Ze veranderde dan lichaamshouding enne stem, smekende, nederig:
'Niet, ik kan dan toch vooreerst wel hierblijven, is 't niet... tot ik wat heb... je wilt me toch niet op straat jagen... weet je nog wel, An, thuis, toen moedertje nog leefde, toen noemden ze ons altijd samen de kleintjes, weet-je wel?'
42