ongeluk geweest... daarvoor moest indertijd de molen worden verkocht... als dat niet was gebeurd dan was alles anders gegaan...'
'Wat geeft dat nu nog... praat daar nu niet meer over.'
Liesebeth antwoordde, nederig:
'Dat 's maar makkelijk... spreek daar niet meer over... Johanna heeft ons in al die jaren handen vol geld gekost... dat weet je wel... 't beetje, dat moeder had, is bij haar opgegaan... er was geen geld voor de begrafenis... nee, laat me uitspreken... ik heb gegeven zolang ik had... maar ik heb niet meer.. . trouwens, ik heb jou ook altijd van alles willen geven, maar je wou 't niet hebben...'
״k Had 't niet nodig.
'En mijn leven stond je niet aan, zeg dat maar eerlijk. .. zeg 't maar... enfin... als ik al 't geld, dat ik aan Johanna heb gegeven hier op tafel had, dan was 'k nu niet doodarm.'
'Ben je zo arm?' vroeg Anna. Ze voelde gevaar... waarvoor kwam Liesebeth anders hier... dacht die misschien, dat zij rijk was.
'Ja, ik ben zó arm' snerpte de andere overspannen: 'die mooie flodderjapon dat 's alles wat 'k nog heb... zo arm ben ik... ja vroeger had ik geld genoeg, toen 'k jong was, welzeker, dan krijg je wat je maar hebben wilt... maar 'k ben oud geworden... lelijk... dat zie je wel... ik kan me niet meer mooimaken, en nu lusten de Fransmannetjes me niet meer... ik heb niets meer... geen cent... m'n laatste dingen heb 'k
40