een gevangenisambtenaar alleen gelaten uit vrees voor aanslagen. Alles was heel eenvoudig, maar dit bezoek is een van de schrikkelijkste ervaringen geweest. De jongen kwam binnen, schuw, niet wetend wat hij des zondags in het bureau van de commandant moest doen. Dan: het herkennen en de blijdschap. Hij was heel lief in zijn Russische bloeze van zwart satijn, met een paars koord om het midden. En dan: in zijn verheugde verwarring drukte hij mij de hand en zat lachend in een stoel, als was hij een kameraad. Maar een gevangene mag niet zitten in het aanwezen van ambtenaren. Een snauw, de jongen was de enige niet, die in mijn bijzijn dusdanig vernederd werd: de knaap stond recht. Hij bloosde. Toen stond ik ook op, want waar mijn dappere kameraden moeten staan, behoef ik niet te zitten. Ik gaf hem de kleine geschenken, die ik voor hem gekocht had. Ieder woord was ijdel. De jongen vernederd te zien, deed pijn. Wij scheidden: in zijn ogen was de vage dwaling die erger is dan enige klacht. George, George, wat wordt er van u in de Centrale gevangenis te Moskou gemaakt? Een dwaas? Een verrader? Want wanneer de regering meent, dat in een bepaalde groep enige opstand wordt voorbereid dan neemt zij administratief gevangen niet de meest verdachte, maar de minst krachtige van de deelnemers, hopend dat die verraden zal, wanneer hij ontzenuwd is door langdurige eenzaamheid en vrees voor administratieve verbanning. Moge George bestand zijn. Het volgende lied wordt hem gewijd:
‘O, knaap in ’t stijgen van uw vlucht gevangen Als vogel en gekooid in nauw verblijf,
Hoe langt naar vrijheid uw machtloos verlangen,
Hoe kwelt angst voor wat u wacht ziel en lijf.
En toen ik kwam (gij waart zolang alleen)
En toen mijn ogen in uw ogen blonken Werden als gloeiend goud aan goud geklonken Die macht noch man scheidt onze zielen één.
62