knapen zongen de koren, met volkomen toewijding, zonder enige zucht te behagen. Daarna zagen wij Russische volksdansen door twee jongens. Het volgende lied zij hun toegewijd.
DE ZINGENDE DANSER
Wie danst zo rank, zo rap, zo zacht van zede,
Met stap en stamp, buiging, handslag en kushand?
Een knaap, die mijn hart heeft verzoend met Rusland,
Die maat en muziek maakt van zijne leden.
Mijn open mond drinkt het zoet van de lucht,
Mijn oog verzadigt zich van zalig schoon De muziek wiekt, gelijk een vogelvlucht,
Zo zacht van slag, en fluit zo vol van toon.
En hoor: hoe nu de muziek sneller gaat En ziet, hoe nu de knaap zich rapper wendt Allen tot luisteren en glimlach dwingt.
Hij zingt als zilver met gloeiend gelaat,
En is er schoner muziekinstrument
Dan de stem van een knaap, die dansend zingt?’
Wij gingen scheiden. De schone avond viel. En het laatste? Langs de beek gaand, hoorden wij lachen, maar wij zagen de lachers niet. Toen zagen wij hen: zwemmend in het koele zonnige water. Ik heb gezegd, dat ons bezoek aan de kolonie overheerst werd door de tegenstelling tussen het lot van jongens in de kolonie en in de gevangenissen. Bij het scheiden voelden wij het zeer sterk. Meer koloniën is maar een zaak van meer geld.
Lang zal de kolonie bij St. Petersburg niet meer op haar tegenwoordige terreinen kunnen blijven: zij moeten worden onteigend voor militaire doeleinden. Het militarisme, dat het geld verslindt voor koloniën en prioeten zo nodig en dat de knapen verdrijft van hun eigen erven gewonnen uit waardeloos moeras. De regering zal geld geven voor onteigening. Maar wie de vraag stelt ‘genoeg?’ vindt daarin het antwoord.