voor vrouwen. In de andere vertellingen herkent men zulke concrete gegevens uit het leven van De Haan niet. Ook merkt men in dit verhaal een relatie op tussen de schrijver en de figuur van Henri van Neerrijnen (die naam legt een verband met het dia-mantenverhaal), eerder dan tussen de schrijver en de 'ik-figuur' Heieen zoals in de andere nerveuze vertellingen. Het verhaal past niet helemaal in de reeks, het heeft eerder iets van een zwerversschetsje. Het demonisch gehalte, dat wat niet 'door de beugel' kan, is betrekkelijk gering.
De Haan ondertekende 'De bloemen en de brief met: 'H.', vanwege het autobiografische element.
De vijfde en laatste nerveuze vertelling, 'De lupuslij-der', is gepubliceerd in het tijdschrift Ontwaking en Nieuw Leven in 1910. In geen van de vijf ons bekende nerveuze vertellingen vinden we zo expliciet de kracht van de hallucinatie terug, waarvan De Haan gewaagt als hij schrijft hoe 'zulke verhalen met de besliste gaafheid eener hallucinatie in mij opkomen'. Het is het laatste verhaal dat wij van De Haan kennen, althans het laatst gepubliceerde. Hoeveel genot De Haan nog in 1911 mocht scheppen in de herinneringen van mevrouw De Sacher Masoch en met hoeveel smaak hij dan onder meer het verhaal van de 'jodenjongen' uit Boedapest navertelt, die het tot bisschop bracht (in die tijd stond De Haan, te gast bij de nonnen van het Heilig Hart in Bretagne, zelf dichtbij
47