een bekering tot het katholieke geloof), na 1910 is hij niet meer tot het schrijven van verhalend proza gekomen. Aan Herman Robbers schreef hij in juni 1911: 'Ik schrijf geen proza meer. Ik kan het niet meer. U zult zeggen: je hebt 't nooit gekund. Misschien hebt u gelijk. Wie zal het rechten?'.
48