Er is iets eigenaardigs aan de keuze van eigennamen bij De Haan. De naam van 'het monster van China', Hop-Ki, komen we al tegen in een stuk van De Haan in het Zondagsblad van Het Volk van 31 januari 1904, in een bespreking van een boek over Chinezen in Amerika. Hop-Ki is dan een slimme Chinees die een Amerikaanse timmerman de kunst afkijkt: 'de slimme Chinees heette Hop-Ki, maar 't kan ook Choy-Ming of A-Sing geweest zijn, want die waren er ook bij', aldus De Haan. Maar Hop-Ki genoot toch kennelijk zijn voorkeur, want zonder enig verband met de timmerende slimmerd in Amerika keert iemand van die naam in de roman Pathologieën terug als koelie in Deli en maker van een ivoren kunstwerk in de verzameling van René Richell. 'Ik heb hem ook stil koelie laten blijven', zegt René dan, 'hoewel ik hem gemakkelijk had kunnen afkopen en een vrij leven bezorgen... maar je begrijpt, dan had hij meerdere en mooiere van die dingen gemaakt, en dat kan ik niet uitstaan, dat iemand mooie dingen maakt'. Hop-Ki wordt terechtgesteld 'voor een aantal moorden'. Renés commentaar luidt dan: 'ja, ik hield verbazend veel van hem, omdat hij zulk prachtig werk maakte, maar daarom was ik aan de andere kant ook blij, dat hij goed en wel dood was'. De slimme Chinees uit Amerika (in Het Volk), de koelie/kunstenaar uit Deli (in Pathologieën) en het 'monster' uit de nerveuze vertelling (in Groot Nederland, 1907) hebben niets gemeen behalve de naam en het feit dat ze Chi
45