'Gauw verdiend, die duizend pop', zei een van de rechterlijke ambtenaren.
'Ja', zei mr Karei, en keek even strak voor zich. 'Als ik geen advocaat was geweest, had ik 't een gemene streek gevonden. Maar wat wil je? We zitten er eenmaal voor...'
Over de nerveuze vertelling 'Over een blauwe en een rode diamant' nog twee opmerkingen.
De Sjah van Perzië, die in de eerste paragraaf Zaandam bezoekt en in de laatste terugkeert, heette Nasir al-Din of Nasr-Eddin (de kranten bleven het oneens over de spelling van zijn naam). Hij bezocht ons land in 1889 en het Tsaar Peterhuisje op de twintigste juni van dat jaar. De diamanten op zijn zwarte astrakanmuts en op zijn uniform en elders hielden het publiek wekenlang in opwinding (men sprak van 'reusachtige diamanten, zoo groot als duiveneieren, of nog grooter'), evenals overigens het 'veelbesproken knaapje' dat hem begeleidde en dat door het Handelsblad als zijn 'levende talisman' werd aangeduid. Waar de Sjah zich maar vertoonde, overal kwamen juichende menigten op de been. Hij bezocht Rijksmuseum en Artis en een diamantslijperij waar hij zijn portret in edelstenen aangeboden kreeg: 'De Schach was met deze beleefdheid zeer ingenomen'. In augustus 1889 kocht hij in Parijs nog een
41