'Nee... daar ben ik allang niet meer... ik ben 'n paar dagen hier... maar ik trek weer gauw op... hoe gaat 't u?'
'Het gaat mij goed... ik ben gepensioneerd.'
'Ja? Werd 't u te zwaar?'
'Nee', zei ze spookachtig. 'Ik kan 't u wel vertellen... ik ben blij, dat ik u ontmoet heb...'
'Willen we dan ergens gaan zitten... dat is rustiger.'
'In 'n café bedoelt u... nee, daar kom ik niet... maar brengt u mij maar 'n end over de gracht... ik woon nog heel ver... in 't Muiderpoortkwartier.. wilt u?'
'Zeker... graag... vertelt u dan meteen wat van de anderen'.
Ze liep langzamer, en ze sprak, totaal-onwijs:
'Ik vertel 't iedereen... want 't is onrecht... en dat moet uitgemaakt worden... u weet zelf hoeveel ik altijd van Engels hield... als u indertijd niet zo inenen was weggegaan zouden wij dikwijls Engels met mekaar hebben gesproken... maar ik begreep het wel, dat ze mij er uit wilden hebben... ik was niet vriendelijk genoeg en niet vrolijk genoeg... o, de mensen zijn zo hard... met z'n allen hebben ze gewerkt om mij weg te krijgen., van 't stadhuis... de schoolopziener... het hoofd...'
'Daar was u toch altijd goed mee... die hield u toch altijd de hand boven 't hoofd... dat weet ik nog heel goed.'
29